Voldoende en gevarieerde voeding is belangrijk om gezond te blijven en in het algemeen eten en drinken we graag, omdat het lekker is. Kauwen en slikken hoort vanzelf te gaan, ook als je gezellig met elkaar aan tafel zit en terwijl je aan het praten bent.
Slikstoornissen bestaan uit twee hoofdproblemen:
A. Moeite om voeding weggeslikt te krijgen, dat wil zeggen het slikken lukt niet goed, de voeding wil niet weg of blijft na het slikken achter in de mond of in de keel.
Dit filmpje legt uit waar voedsel in de keel kan blijven steken.
B. Vèrslikken, dat wil zeggen (een deel van) de voeding wordt ingeademd en komt in de luchtpijp terecht in plaats van in de slokdarm en veroorzaakt een hoestbui.
- moeite met kauwen, bijv. bij gebitsproblemen of krachtsverlies in de tong- en kauwspieren;
- moeite om voedsel naar de keel te verplaatsen of te beginnen met slikken, als gevolg van een operatie of bestraling;
- voedsel blijft in de keel steken door krachtsverlies van de keelspieren of door een vernauwing bij de ingang van de slokdarm.
Dit kan leiden tot minder of eenzijdig eten en drinken, waardoor de patiënt onbedoeld gewicht verliest en zelfs ondervoed kan raken. Als de slikstoornis niet vlot genoeg of voldoende met oefeningen (sliktraining door de logopedist) kan worden verbeterd, moet de voeding worden aangepast of vervangen door medische drinkvoeding of sondevoeding.
Vèrslikken veroorzaakt stevig hoesten om het vocht of de voeding weer uit de luchtpijp en de longen weg te krijgen.
Als het hoesten niet sterk genoeg is of als verslikken vaak voorkomt en de patiënt heeft bovendien onvoldoende weerstand tegen de bacteriën die met de voeding ook in de longen terecht komen, kan een longontsteking of verslikpneumonie ontstaan.